De Hindoeïstische kalenders

[Oude Zon] Oude zonnekalender [Oude Maan] Oude maankalender [Mod. Zon] Moderne zonnekalender [Mod. Maan] Moderne maankalender

Algemeen

De maand

De Hindoes gebruiken zowel solaire als lunisolaire kalenders. In de lunisolaire kalender wordt, net als in de Joodse kalender, de maancyclus gevolgd en om de paar jaar een schrikkelmaand tussengevoegd. Het patroon van normale en schrikkelmaanden (en -jaren) is echter ingewikkelder dan in andere kalenders. Bovendien kan overal in een maan-maand een dag worden weggelaten, zodat bijvoorbeeld een maand begint met dag 2, of na dag 12 dag 14 volgt. (Dit laatste is niet afhankelijk van de dag van de week, maar van de lengte van maand en jaar. Er kan dus nog steeds een Śukravāra de 13e vóórkomen!)

De moderne Hindoeïstische kalenders zijn gebaseerd op de werkelijke duur van maand en jaar. Dat betekent dat men nauwkeurige benaderingen gebruikt van het moment dat de zon een teken van de dierenriem binnengaat en het moment van nieuwe maan (samenstand van de zon en de maan). Tot in de 11e eeuw (Gregoriaans) maakten de Hindoeïstische kalenders echter gebruik van de gemiddelde lengte van het zonnejaar en de maancyclus.

Voor de lengte van de maan-maand, het siderisch jaar en het Jupiter-jaar geven de astronomische verhandelingen uit India verschillende waarden. Het programma gebruikt die uit de (Eerste) Arya Siddhānta of Āryabhaţa [*] (499 Gregoriaans). In de details van de kalenders is ook veel variatie, maar hier is slechts één versie opgenomen van zowel de zonne- als de maankalender.

[*] Opmerking over de schrijfwijze
[*] Opmerking over de schrijfwijze - verberg noot
Aangezien het moeilijk is de onderpunte r, m, d en t in de hulpschermen weer te geven, heb ik gekozen voor cedilles, en als dat niet kon voor een punt achter de letter, iets dat ongetwijfeld afwijkt van welke standaard dan ook. De punt boven een letter heb ik vervangen door een accent aigu of een apostrof achter de letter. In het kalenderprogramma is noodgedwongen nog meer van de normale transcriptie afgeweken: daar worden alleen nog lange klinkers aangegeven (met een accent aigu, niet met een liggend streepje).

Het Kali Yuga-tijdperk en de jaartelling

In India zijn verschillende epochen (begintijdstippen) in gebruik, zoals Vikram of Samvant (beginnend in 57 voor Chr.) en Sáka (78 na Chr.). In dit programma is voor de oude kalenders de zogeheten verstreken Kali Yuga-epoche gebruikt.

Het verstreken jaartal geeft het aantal jaren aan dat is verstreken vanaf het begin van de Kali Yuga ("IJzertijd"); men begint dus te tellen met met het jaar 0 K.Y. Er is voor elke epoche ook een lopend jaartal, beginnend met 1.

De Kali Yuga, die op 18 Februari 3102 v.Chr. (Juliaans) begon, is in de Hindoeïstische tijdrekening de vierde en laatste fase (432 000 jaar lang) van het tijdperk van 4 320 000 jaar sinds de laatste herschepping van de wereld. Wanneer Brahman, de scheppende kracht, slaapt bestaat de wereld niet, maar bij zijn ontwaken ontstaat zij pas. Die vier miljoen jaren zijn dus slechts één dag van Brahman. Denk daar maar eens aan als je weer ergens in de rij staat… De drie tijdperken die aan Kali Yuga voorafgaan zijn: Sata Yuga, Treta Yuga, en Dvapara Yuga.

De dag

De kalenderdag begint éénvierde etmaal na middernacht, dus om 6 uur 's ochtends. Middernacht voorafgaand aan dag 1 van de Hindoeïstische kalender telt als het begin van een nieuwe maan-maand. Het is tevens het tijdstip van de meest recente gemiddelde samenstand van de zichtbare planeten: zon, maan, Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Het doorlopende dagnummer van de kalender wordt ahargaņa ("hoop van dagen") genoemd.

De namen van de dagen van de week dateren van de derde of vierde eeuw na Christus:
Ravivāra/ ĀdityavāraZondag
Chandravāra/ SomavāraMaandag
Mańgalavāra/ BhaumavāraDinsdag
Buddhavāra/ SaumyavāraWoensdag
Bŗihaspatvāra/ GuruvāraDonderdag
ŚukravāraVrijdag
ŚanivāraZaterdag

Jupiter

Jupiter, een van de best zichtbare planeten, doet ongeveer twaalf jaar over één omwenteling om de zon. Deze periode is in twaalf gelijke periodes verdeeld, die elk met een teken van de dierenriem overeenkomen. Vijf Jupiter-periodes vormen een cyclus van zestig jaren, die elk een naam (samvatsara) hebben. Elk zonnejaar krijgt de naam van het Jupiter-jaar waarin het begint. Doordat het Jupiter-jaar iets korter is dan het zonnejaar, kan het gebeuren dat opeenvolgende zonnejaren niet opeenvolgende Jupiter-namen hebben. In dat geval, dat één keer in de 86 jaar voorkomt, spreekt men van het "schrappen" van de samvatsara.